Verdi, kunsteducatie en het fatsoen van de samenleving
Joyce Sylvester kwam naar eigen zeggen zelf pas vrij laat voor het eerst in aanraking met kunst. Ze was zeventien toen ze, met een vriendin van atletiek die toevallig een kaartje over had, mee mocht naar een opera van Verdi. “De kostuums, de zang, de muziek, sindsdien ben ik helemaal opera fan” vertelt ze enthousiast. Zelf is ze later ook oude muziek en opera gaan zingen.
“Ik was al zeventien toen ik mijn eerste voorstelling bijwoonde. Ik gun het kinderen om daar eerder mee in aanraking te komen.” Als voorbeeld noemt ze de educatieve programma’s die verschillende musea aanbieden. “Kunstenaars die met een groep schoolkinderen naar een museum gaan om ze te inspireren en er zo voor zorgen dat ze op jonge leeftijd in aanraking komen met kunst en cultuur, creëren zo hele betekenisvolle momenten” aldus Sylvester. Dat de kunsteducatie zo’n kwetsbare hoek is vindt ze daarom ook extra schrijnend. Ze vindt het belangrijk dat de mensen die jongeren begeleiden in hun ontdekking van cultuur daarvan kunnen leven. “Je dient als samenleving fatsoenlijk om te gaan met de mensen die dat soort werk doen. We genieten er allemaal van, maar de mensen die het maken worden onderbetaald en werken onder slechte omstandigheden. Dat strookt niet met elkaar.” Ze voegt daar aan toe dat ze dit niet alleen ziet gebeuren onder kunstenaars maar in een veel groter deel van de samenleving. “Veel mensen die heel dankbaar, geweldig werk voor de samenleving doen, kunnen aan het einde van de maand hun rekeningen niet betalen.”